zondag 27 maart 2011

The blues is het blauw in de kleur



The blues is het blauw in de kleur van verlangen.
The blues is het blauw in de kleur van de waan.
The blues is het blauw in de kleur van de nachten.
The blues is het blauw in de kleur van een traan.

The blues is het blauw in de kleur van de diepte.
The blues is het blauw in de kleur van de roes.
The blues is het blauw in de kleur van de drank.
The blues is het blauw in de kleur van the blues.

Het blauw in je ogen …        geen blues.
Het blauw in je jurkje        geen blues.
Het blauw van je fiets …       geen blues.
Het blauw van je tasje …      geen blues,

Maar dat je bij mij weg bent,
in 12 maten
en dat je niet terugkomt,
in 3 akkoorden:
That’s the blues.



Geschreven in opdracht van de organisatie van  Ribs & Blues ter ere van hun 15 jarig bestaan. Opgedragen 27 maart 2011 in Tivoli. Net zoals het onderstaande gedicht 'Eerst was ik vrolijk vegetarisch'. 

Eerst was ik vrolijk vegetarisch

Eerst was ik vrolijk vegetarisch
Ribs & blues was niet mien koppie thee
Ja, ik was vrolijk vegetarisch
Ik deed er liever niet an mee

Eerst was ik vrolijk vegetarisch
Gien treurige meziek vör mij
Ja, ik was vrolijk vegetarisch:
Alennig grune eterij

Maor ’t blef niet altied zunnig.
Oeteindelijk kwam de ummekeer.
Nee, het blef niet altied zunnig.
Körtom, het werd aal minder weer.

Dus tegenswoordig in de Pinkstertied
kan ‘k mien diepere geveulens kwiet
In Roalte in een grote circustent
eet ik lekker Ribs & Bluestalent.


Blues in het Drents, Daniel Lohues heeft er patent op. Ik schreef het naar aanleiding van 15 jaar Ribs & Blues. De organisatie vroeg mij om een gedicht te maken. De hele tijd zoemdce het zinnnetje Ik ben vrolijk vegetarisch in mijn hoofd rond. uiteindelijk kwam er een liedje uit ... in dialect. Omdat ik het Sallands niet machtig ben, dan maar in mijn moerstaal. Altijd lastig om op te schrijven. Helemaal voor mij als stadsdrent. Ik spreek een allegaartje. In dit liedje, want het is niet echt een gedicht, maak ik gebruik van dezelfde soort herhaling als in het bluesidioom. I was walking down the street, dan nog een zinnetje en dan weer: I was walking down the street.

zondag 20 maart 2011

Tussen Heino-dorp en Heino-spoor

De eiken langs de laan laten dagelijks mensen door,
Die willen gaan en moeten gaan tussen Heino-dorp en Heino-spoor.
De bomen kijken slechts omhoog en nooit meer naar beneden:
Gelaten onverzettelijkheid, geworteld in verleden.

De zwaartekracht op aarde heeft steeds het laatste woord:
Het verlangen naar beweging wordt in de kiem gesmoord.
Als takken hebben losgelaten en de val is ingezet,
Is een droom verdwenen, tussen bladeren ingebed.

Dat groeien naar het licht is een verheven vlucht
En boven de Stationsweg gaat een lusteloze zucht.
Zij moeten staan en blijven staan tussen Heino-dorp en Heino-spoor.

De takken waaien traag en zacht voortdurend woorden door:
‘Zij wel, zij wel, de mensen. Ze lopen, fietsen en ze rijden.’
Zulke hoge bomen en dan zo diep te lijden.


Tussen Heino-dorp en het station is het op bepaalde momenten van de dag een drukte van belang. Deze bedrijvigheid staat in schril contrast met die grote bomen aan weerszijden van de Stationsweg. Hoe zou het zijn om zo’n boom te zijn, om daar maar te staan en iedereen voorbij te zien razen het volle leven in?
Ik stel mij zo voor dat een boom als vrucht nog vol verwachting is. Nu zit ik nog vast aan de takken, maar straks mag ik los en dan begint het.
En toen ik onlangs die bomen bekeek op een koude voorjaarsdag in maart, bekroop mij het gevoel dat er van die dromen en verwachtingen niet veel over is: dikke stammen met kale takken. Bomen zijn net mensen..

zondag 6 maart 2011

Carnaval

Opvallend bij de carnavalsoptochten is dat mensen achteruit deinzen wanneer er vanuit de praalwagens confetti wordt gestrooid. Mensen die toch de volle laag krijgen, weten niet hoe snel ze de confetti uit hun haren en hun kleren moeten krijgen. Dit inspireerde mij tot het volgende versje.

Het anti-confettilied

Een paard bij buurvrouw Jansen
Een kamerbreed tapijt                                                       
Een bloemetjesgordijn
En confetti tot mijn spijt

Confetti in mijn oren
Confetti overal
Confetti in mijn biertje
Het is weer carnaval



’s Ochtends aan de ontbijttafel kreeg ik de volgende vraag op mijn bordje: ‘Waarom is er eigenlijk geen carnavalsprinses?’ Tja, daar zit je dan … met je mond vol tanden. Als dorpsdichter maak je er dan maar een rijmpje van.

Carnaval 3.0

Ik heb niets tegen mannen
Geen probleem met snor of baard
Prins Harry is best een goeie
Voor carnaval in maart

Wil je ‘t iets moderner
Denk dan aan deze les:
Het wordt een keertje tijd
voor een carnavalsprinses!